• gra·pen

de grapenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grape
     De gebruikssporen die we aantreffen op de schotels, grapen en kommen zijn dusdanig dat we kunnen aannemen dat ze in ieder geval werden gebruikt voor het warm houden van voedsel op een komfoor, en daarnaast ook op tafel stonden voor het opdienen van de maaltijd.[1]
  1.   Weblink bron
    Femke Speelberg & Jacoline Zilverschoon
    De zot in de spiegel : Een verkenning van de beeldtaal op Nederlands sgraffito-aardewerk in: Madoc, jrg. 22 nr. 3 (najaar 2008), Uitgeverij Verloren, Hilversum, p. 144


grapen, m [1]

  1. (kookkunst) een driebenige kookpot
  • mannelijk
  1. grope, gropen, grape(n) Schiller, Karl: Mittelniederdeutsches Wörterbuch / von Karl Schiller und August Lübben. - Bremen : Kühtmann [u.a.], erschienen: 1 (1875) - 6 (1881), II G - L. - 1876. - 758 S., Seite 153