• grab·be·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord grabbelaar grabbelaars
verkleinwoord

de grabbelaarm

  1. persoon die grabbelt of graait
     Senegal begon sterk en kwam verdiend op voorsprong, al kreeg het daarbij wel de hulp van doelman Eiji Kawashima. Die deed z'n reputatie van grabbelaar alle eer aan door de bal tegen Sadio Mané te stompen. Via diens knie belandde de bal in het net.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Invaller Honda helpt Japan in slotkwartier aan gelijkspel” (Zondag 24 juni 2018, 18:51), NOS