grabbelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
grab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘grijpen’ voor het eerst aangetroffen in 1486 [1]
- van Middelnederlands grabbelen; kan worden opgevat als frequentatief gevormd uit grabben met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grabbelen |
grabbelde |
gegrabbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grabbelen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord grabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grabbelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "grabbelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit grabben met het achtervoegsel -el
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord | |
enkelvoud | meervoud | ||
grabbelen | grabbelde | grabbelden | gegrabbeld |
volledig |
Werkwoord
grabbelen