Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • graas·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afgrazen

graasden (...) af

  1. meervoud verleden tijd van afgrazen
    • Wij graasden af. 
    • Jullie graasden af. 
    • Zij graasden af. 

Gangbaarheid