goodwill
- good·will
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘waarde van een zaak voor zover die berust op haar verworven positie, boven de intrinsieke waarde’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- samenstelling uit het engels good en will welwillendheid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goodwill | |
verkleinwoord |
de goodwill m
- goede naam hebben, het bedrag dat betaald wordt voor de goede naam bij de overname van een bedrijf
- Huisartsen vragen goodwill bij de overname van hun praktijk.
- Het woord goodwill staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goodwill" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "goodwill" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be