• gon·zen
  • In de betekenis van ‘dof klinken’ voor het eerst aangetroffen in 1588 [1]
  • waarschijnlijk een klanknabootsing [2]

gonzen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gonzen
gonsde
gegonsd
zwak -d volledig
  1. dof zoemen, een brommend geluid maken
    • - Toen het bericht over Achterveld online werd verspreid, vrijdagavond via De Telegraaf, ging ineens een groot gonzen over het terras van Grand Café 033 in Bunschoten-Spakenburg, zegt Femke Beukers, die daar werkt. Want De Telegraaf berichtte aanvankelijk dat het om het lichaam van de 14-jarige Savannah uit Bunschoten ging. Zij werd al sinds donderdagmiddag vermist. De krant moet het zelf hebben beredeneerd, want het bericht kwam niet van de politie Utrecht. Het bleek al snel onjuist te zijn. De moeder van Savannah uit Bunschoten vloekte op haar Facebookpagina en heel het dorp voelde met haar mee.[4] 
    • - De radio gonst van de Frans-Algerijnse rap en op het klokje is het 08:15.[5]  
  • het gonst van de geruchten
er gaan veel onbevestigde verhaaltjes de ronde
90 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[6]