Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gok·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gokbaas gokbazen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gokbaasm

  1. iemand die de leiding heeft van een bedrijf dat kansspelen organiseert
    • In zijn tweede seizoen bij United nemen de fans geen genoegen meer met beloftes. Ze zijn het stroperige spel beu en geloven amper nog in verbetering. Miljardair Fred Done, gokbaas en fanatiek supporter van de club, omschreef de ergernis van gelijkgestemden scherp. [1] 
    • Dat hoeft niet te betekenen dat die bewuste ontmoetingen ook gemanipuleerd zijn, maar Willem II komt liever op een andere manier in het nieuws. Ook al omdat oud-speler Ibrahim Kargbo in 2009 volgens de KNVB samen met een gokbaas uit Singapore wel geprobeerd heeft een wedstrijd met FC Utrecht te beïnvloeden. [2] 
    • In 2010 en 2011 zou hij ruim een miljoen dollar hebben aangenomen van gokbaas Francesco Corallo, die gelinkt wordt aan de Siciliaanse maffia. Zijn hoger beroepszaak tegen die veroordeling start op 19 juni. [3] 

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen