goegemeente
- Geluid: goegemeente (hulp, bestand)
- goe·ge·meen·te
- In de betekenis van ‘gewone, niet-kritische publiek’ voor het eerst aangetroffen in 1628 [1]
- samenstelling van goe en gemeente [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goegemeente | - |
verkleinwoord | goegemeentetje | goegemeentetjes |
- het eenvoudige, gewone niet al te kritische of diepzinnig denkende publiek
- Het woord goegemeente staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "goegemeente" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "goegemeente" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ goegemeente op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be