goedleidend
- Geluid: goedleidend (hulp, bestand)
- goed·lei·dend
- samenstelling van goed en leidend
stellend | |
---|---|
onverbogen | goedleidend |
verbogen | goedleidende |
goedleidend
- goed leiding gevend (van een scheidsrechter aan een wedstrijd)
- Het was aan de goedleidende scheidsrechter te danken dat de harde wedstrijd niet uit de hand liep.
- Het woord 'goedleidend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.