glop
- glop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glop | gloppen |
verkleinwoord |
het glop o
- nauwe doorgang
- ▸ ‘Kennen jullie dat in België, gloppen? Dat zijn kleine steegjes op Vlieland, waar je je in kunt verstoppen.[3]
- Het woord glop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ glop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gaea Schoeters“A.H.J. Dautzenberg” (06 JUNI 2014), De Standaard