Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gloed·je·nieuw
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen gloedjenieuw
verbogen gloedjenieuwe
partitief gloedjenieuws

Bijvoeglijk naamwoord

gloedjenieuw

  1. (informeel) zeer nieuw, zodat het er haast ongebruikt uit ziet
     Giny: "Soms zijn ze zo gloedjenieuw dan er nog een prijsje opzit van zoveel Duitse Mark. (…)"[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Henk J. Meier
    In Stedum is het stiller dan op Rottumerplaat in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 105 nr. 228 (26 september 1992), Nieuwenhuis, Groningen, p. 31 kol. 6