glijplank
- glij·plank
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | glijplank | glijplanken |
verkleinwoord | glijplankje | glijplankjes |
- een glad stuk hout waarop iets of iemand kan glijden
- In Zwolle deden ze gelukkig hun uiterste best om de dynamiek tussen sport en de Oranjes in tact te houden. Ik zag de gebroeders Ronald en Michel Mulder met oranje sloffen schaatsen op een glijplank. [2]
- glijbaan als speeltoestel in een speeltuin
- Het woord 'glijplank' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glijplank" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ glijplank op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia 28-04-16 Blog | Verbleekt het Oranje nu ook op Koningsdag?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be