glaspui
  • glas·pui
enkelvoud meervoud
naamwoord glaspui glaspuien
verkleinwoord glaspuitje glaspuitjes

de glaspuiv / m

  1. een gevel van glas; een raam van de vloer tot aan het plafond
    • En daar zit je dan, als mens, in je doorzonwoning met zo’n grote glaspui op het zuiden, terwijl de zon niet schijnt en alles erop wijst dat je je stukken beter zou voelen bij een haardvuurtje en het schaarse licht van een paar kaarsen. Of, zoals Dekkers de zaak kernachtig samenvat: “Hoe groter de heide, hoe kleiner het hutje waar we naar verlangen.” [1] 
    • Dat gaat veranderen. Het gemeentebestuur is akkoord met een plan waarbij vrijwel de hele begane grond van het stadhuis wordt omgebouwd tot één ruimte. Een open markthal, met een grote entree en openschuivende glaspuien aan de kant van het plein. [2] 
    • De politie zoekt getuigen van een ramkraak op een pinautomaat aan de Dasstraat. Omwonenden hoorden zaterdagmorgen, vroeg omstreeks 5 uur een aantal harde knallen bij de winkel Primera. Agenten die ter plaatse kwamen, zagen dat de glaspui was vernield doordat een auto de pui had geramd. Ze vonden een bumper van een zwarte Renault Espace. [3] 
91 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[4]
  1. HP de Tijd EMMA BRUNT 25 DEC 2015 Als u nog geen winterdip had, dan krijgt u ‘m in de keuken wel
  2. Het Parool LEX BOON 16 JUNI 2016 De Stopera wordt een grote markthal
  3. Reformatorisch Dagblad 08-03-2010 Ramkraak op pinautomaat
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be