• glas·ge·rin·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord glasgerinkel
verkleinwoord

het glasgerinkelo

  1. het geluid dat ontstaat als glazen tegen elkaar worden getikt
     Glasgerinkel in huis, lachen, praten.[1]
  2. het geluid van brekend glas
     In de nacht van zaterdag op zondag schrok de burgemeester wakker van een harde knal. "Ik lag heel diep te slapen maar de knal was zo hard. Meteen daarna hoorde ik glasgerinkel en het alarm van het huis en de auto gingen af." De burgemeester sprong meteen uit bed. "Je denkt alleen maar: ik moet naar buiten."[2]
     Volgens de politie werd er rond 01.45 uur bij de woning aan de Boksprong brand gesticht, waarna omwonenden een harde knal en glasgerinkel hoorden. Volgens de politie zijn diverse ramen gesneuveld en is de voordeur ontzet. Ook een naastgelegen woning en een auto raakten beschadigd.[3]


  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Burgemeester Woensdrecht over vuurwerkbom bij zijn huis: 'Schrik beetje te boven'” (03-12-2020), NOS
  3.   Weblink bron “Brandstichting en ontploffing bij woning van agent in Best” (13-12-2020), NOS