glasblazerij
  • glas·bla·ze·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord glasblazerij glasblazerijen
verkleinwoord

de glasblazerijv

  1. de werkplaats van een glasblazer; bedrijf waar glasblazers werken
     In het pand zaten een scheepstimmerbedrijf, een glasblazerij en twee kantoren. Het is nog onduidelijk waar de brand is ontstaan. Ook de oorzaak is nog niet bekend.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Bedrijven Biddinghuizen in de as” (Maandag 9 april 2012, 16:54), NOS