Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ging uit·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uiteengaan

ging uiteen

  1. enkelvoud verleden tijd van uiteengaan
    • Ik ging uiteen. 
    • Jij ging uiteen. 
    • Hij, zij, het ging uiteen. 


Gangbaarheid