Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • giet·le·pel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gietlepel gietlepels
verkleinwoord gietlepeltje gietlepeltjes

Zelfstandig naamwoord

de gietlepelm

  1. grote lepel met houten steel om gesmolten lood in de vorm te gieten
  2. kleine, van een steel voorziene bak, waarin gesmolten metaal wordt opgevangen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be