gezondheidspsychologie
- ge·zond·heids·psy·cho·lo·gie
- samenstelling van gezondheid zn en psychologie zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezondheidspsychologie | |
verkleinwoord |
de gezondheidspsychologie v
- (medisch) (psychologie) de wetenschap die de relatie tussen psyche en gezondheid onderzoekt
- ▸ "In de eerste helft van het jaar was er een gevoel van grote urgentie en er werd gehandhaafd", zegt Andrea Evers, hoogleraar gezondheidspsychologie. "Mensen stonden heel erg achter de lockdown omdat ze de maatregelen begrepen."[1]
- ▸ Het team wordt geleid door professor Marijn de Bruin, in het dagelijks leven hoogleraar gezondheidspsychologie aan het Radboud UMC.[2]
- ▸ Veel stress in tijden van corona komt voort uit onzekerheid, vertelde hoogleraar gezondheidspsychologie Andrea Evers gisteravond in het programma Het coronavirus: feiten en fabels:[3]
- Het woord gezondheidspsychologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Het is stiller maar niet zo rustig als in maart, 'gevoel van urgentie moet terug'” (Dinsdag 27 oktober 2020, 22:18), NOS
- ↑ Weblink bron “Corona-onderzoek: vooral afstand houden knap lastig” (Donderdag 7 mei 2020, 08:02), NOS
- ↑ Weblink bron Ivo Landman“Fysiek en mentaal fit blijven in coronatijd: 'Ga weg van die bank'” (Woensdag 29 april 2020, 18:17), NOS