• ge·zins·ver·band
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinsverband gezinsverbanden
verkleinwoord

het gezinsverbando [1]

  1. de samenhang van de leden van een gezin
     Hiermee luiden zij het einde van de ramadan in. De familie Mohamed kijkt terug op een vastenmaand die werd gekenmerkt door de coronamaatregelen. "Door de avondklok konden we jammer genoeg niet samenkomen in de moskee om het avondgebed te verrichten", zegt Sharief Mohamed in het NOS Radio 1 Journaal. "Daardoor hebben we veel in gezinsverband gedaan."[2]
     In landen waar veel bier wordt gedronken (Engeland, Nederland, Duitsland) is het drinken gekoppeld aan uitgaan en feesten. En waar de wijn op tafel komt, in landen als Frankrijk, Italië en Spanje, vindt dat meestal plaats in gezinsverband tijdens de maaltijden. "Of deze drinkgewoontes het gevolg zijn van het klimaat is lastig te zeggen", zegt Ninette van Hasselt.[3]



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Einde van de ramadan: Suikerfeest ook dit jaar weer in kleine kring” (Donderdag 13 mei 2021, 09:20), NOS
  3.   Weblink bron
    Rachel de Meijer
    “Wat doen warmere zomers met ons temperament of drankgebruik?” (Vrijdag 21 september 2018, 11:40), NOS