gewaagde
- ge·waag·de
vervoeging van |
---|
gewagen |
gewaagde
- enkelvoud verleden tijd van gewagen
- Ik gewaagde.
- Jij gewaagde.
- Hij, zij, het gewaagde.
- Ik gewaagde.
- verbogen vorm van gewaagd, voltooid deelwoord van gewagen
vervoeging van: | wagen… |
gewaagde
gewaagde
- verbogen vorm van de stellende trap van gewaagd
- Het woord gewaagde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.