geveltoerisme
- ge·vel·toe·ris·me
- samenstelling van gevel en toerisme
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geveltoerisme | - |
verkleinwoord | - | - |
het geveltoerisme o
- een vorm van inbraak waarbij de dief gevels beklimt
- Dit is je reinste geveltoerisme.
- het bewonderen of natekenen van gevels in een stad
- In de rubriek Geveltoerisme besteedde De Gelderlander wekelijks aandacht aan panden in en rond Nijmegen.
- Het woord geveltoerisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.