gevatterin
- ge·vat·te·rin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gevatterin | gevatterinnen |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) vrouw die het kind de plaats van de besnijdenis binnendraagt
- Het woord 'gevatterin' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.