getelefoneer
- ge·te·le·fo·neer
- afleiding van telefoneren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getelefoneer | |
verkleinwoord |
het getelefoneer o
- aanhoudend telefoongesprekken voeren
- ▸ Met wat getelefoneer lukt het me toestemming van de lokale autoriteiten te krijgen om in een blauw geverfd wachtlokaal van de politie aan de Vliegeniersboulevard de van staatswege bevolen ontnuchtering van nabij te bestuderen.[1]
- ▸ Alleen burgemeeester Frank Kerckhaert mocht een toespraak houden. Hij schetste van elk van de drie vertrekkende wethouders een herkenbaar beeld. Bert Otten met z’n eeuwige getelefoneer, zelfs tijdens fietstochtjes met het college.[2]
- Het woord getelefoneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact , ISBN 9789045024875
- ↑ Weblink bron “Wethouders werken nog even door” (08-04-2010), Tubantia