geschipper

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  geschipper    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·schip·per

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van schipperen met het voorvoegsel ge-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	geschipper
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geschipper o

1. (pejoratief) het aanhoudend maken van (slappe of slechte) compromissen

   ▸ Bisschop van de SGP zegt niet vrolijk te worden van het geschipper. "Wij kunnen ons niet onttrekken aan de indruk dat dit een typisch Haags tekentafelakkoord is." Hij vindt dat de barmhartigheid is ingeleverd. Overigens vindt hij het goed dat het kinderpardon wordt afgeschaft. "Wij zijn daar altijd tegen geweest." Maar hij vraagt zich af er genoeg is gedaan voor schrijnende gevallen.

   ▸ De interne chaos over de te volgen koers is daarmee compleet. En of dat geschipper de achterban kan bekoren? Waarschijnlijk niet. Een peiling van I&O voorspelde deze week een virtueel verlies van nog eens acht zetels.

Gangbaarheid

• Het woord geschipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.