Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·schet·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geschetter
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geschettero

  1. het aanhoudende een schetterend / schaterend geluid maken met name door vogels of blaasinstrumenten
     Op handen gedragen en vergeleken met Robin van Persie en Zinédine Zidane, je kan het slechter treffen als 20-jarige. Maar in al het geschetter van de Havertz-loftrompet klinkt één valse noot: hij was nog niet doorslaggevend tegen de topteams.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bastiaan Thuijsman
    “Als een jonge Van Persie en elegant als Zidane bestormt Havertz de top” (Zaterdag 6 juni 2020, 09:00), NOS