• ge·schept
vervoeging van: scheppen…
verbogen vorm: geschepte

geschept

  1. voltooid deelwoord van scheppen, in betekenissen "putten" of "aanrijden"
    • Vrouw geschept op oversteekplaats in Almelo: Op de Violierstraat in Almelo is zaterdagavond de bestuurder van een scooter aangereden. De vrouw is met onbekende verwondingen overgebracht naar het ziekenhuis. [1] 
stellend
onverbogen geschept
verbogen geschepte
partitief geschepts

geschept

  1. aangereden
    • Geschepte fietsster gewond op voorruit roekeloze automobilist: Een 19-jarige fietster is vrijdag geschept door een auto in de Langestraat in Hengelo, waarna ze op de motorkap van de auto belandde en met haar hoofd tegen de voorruit knalde. Ze is gewond naar het ziekenhuis gebracht. De bestuurder is zijn rijbewijs kwijt omdat hij gevaarlijk reed. [2] 


98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]