Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·rust·stel·len·de

Bijvoeglijk naamwoord

geruststellende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van geruststellend

Werkwoord

vervoeging van: geruststellen
verbogen vorm: geruststellendee

geruststellende

  1. verbogen vorm van geruststellend, het onvoltooid deelwoord van geruststellen
     ‘Storm? Vannacht? Nee, maak je geen zorgen.’ Na deze geruststellende woorden trokken we ons ieder terug in onze eigen tent. Doordat de wind steeds harder begon te waaien, stak ik om de paar minuten mijn hoofd uit mijn tent om te zien of de wolken groter werden of juist niet.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers