• ge·ron·to·cra·tie
  • afgeleid van het Griekse 'gérōn' (genitief gérontos) (oude man) met het achtervoegsel -cratie
enkelvoud meervoud
naamwoord gerontocratie gerontocratieën
verkleinwoord - -

de gerontocratiev

  1. heerschappij van ouderen