Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·po·cheerd
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: pocheren…
verbogen vorm: gepocheerde

gepocheerd

  1. voltooid deelwoord van pocheren
stellend
onverbogen gepocheerd
verbogen gepocheerde
partitief gepocheerds

Bijvoeglijk naamwoord

gepocheerd

  1. bereid in net niet kokend water
    • Als hoofdgerecht aten we gepocheerde zalm.  

Gangbaarheid