• geo·ca·ching
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord geocaching
verkleinwoord

het geocachingo

  1. (spel) spel waarbij men met een gps-apparaat probeert een 'schat' te vinden
     "Als mensen met een telefoon over straat lopen en hun camera op huizen richten, denken sommige mensen dat iemand de omgeving aan het verkennen is om in te breken bijvoorbeeld", zegt een woordvoerder van de politie Haarlemmermeer. "Vooral 's avonds horen we dat soort dingen. Het is net als met geocaching (een soort schatzoeken met je gps), daar komen ook weleens meldingen van binnen."[2]
     'Het schatzoeken van de 21e eeuw', wordt het genoemd: geocaching. Wereldwijd zijn er drie miljoen geocaches verstopt: kistjes, doosjes en potjes met daarin een wisselende 'schat'. De coördinaten van de verstopplek staan op internet, en door gps te gebruiken kan je de schatten vinden.[3]
  1. geocaching op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Pokémon Go leidt tot verdachte situaties en meldingen bij politie” (Dinsdag 12 juli 2016, 09:26), NOS
  3.   Weblink bron “In Nederland liggen 33.000 schatten verstopt” (Maandag 31 augustus 2015, 07:57), NOS