geminatie
- ge·mi·na·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdubbeling’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van het Franse gémination (met het achtervoegsel -atie) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geminatie | geminaties |
verkleinwoord | - | - |
- hoorbare verdubbeling van medeklinkers
- onmiddellijke herhaling van een woord
1.
- Het woord geminatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geminatie" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "geminatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ geminatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be