• ge·mi·na·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verdubbeling’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • afgeleid van het Franse gémination (met het achtervoegsel -atie) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord geminatie geminaties
verkleinwoord - -

de geminatiev [4]

  1. hoorbare verdubbeling van medeklinkers
  2. onmiddellijke herhaling van een woord
27 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[5]