gemekker
- Geluid: gemekker (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈmɛkər / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χəˈmɛkər/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣəˈmɛkər/
- ge·mek·ker
- Naamwoord van handeling van mekkeren met het voorvoegsel ge-.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemekker | - |
verkleinwoord | - | - |
het gemekker o
- het mekkeren
- Het gemekker van de lammetjes klonk hem als muziek in de oren.
- het gezaag
- Stop eens met dat gemekker!
- Het woord gemekker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemekker" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be