geluidloosheid
- ge·luid·loos·heid
- afgeleid van geluidloos met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geluidloosheid | geluidloosheden |
verkleinwoord |
de geluidloosheid v
- het geluidloos zijn
- De geluidloosheid van een elektrische auto kan gevaar opleveren.
- Het woord geluidloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.