• ge·lijk·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord gelijkstelling gelijkstellingen
verkleinwoord

de gelijkstellingv

  1. (juridisch) het verschillende personen of zaken behandelen alsof ze gelijken van elkaar zijn
     De switch van Merkel haalt de wind uit de zeilen van de andere partijen in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van september. Gisteren had SPD-leider Schulz de gelijkstelling van homoparen tot breekpunt voor een eventuele coalitie gemaakt. De liberale FDP en de Groenen hadden dat al eerder gedaan.[2]
     Bij de zogenoemde pacificatie werd de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs geregeld: sindsdien hebben bijzondere scholen recht op evenveel geld van de overheid als openbare scholen. In de praktijk leidt dit ertoe dat bijzondere scholen vaak meer geld hebben, omdat zij ook uit andere bronnen kunnen putten.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Merkel zet deur open voor Duits homohuwelijk” (Dinsdag 27 juni 2017, 02:07), NOS
  3.   Weblink bron “ChristenUnie wil af van openbaar onderwijs” (Zaterdag 28 januari 2017, 14:12), NOS