Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·last·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afgelasten

gelastten (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afgelasten
    • Wij gelastten af. 
    • Jullie gelastten af. 
    • Zij gelastten af. 

Gangbaarheid