• ge·jo·jo
enkelvoud meervoud
naamwoord gejojo
verkleinwoord

gejojo

  1. (figuurlijk) het de hele tijd maar weer veranderen en omdraaien van handelen en beleid
     SP-Kamerlid Bashir wil weten of Mansveld nog wel gezag geniet op haar departement. "Ze rangeert de Kamer keer op keer naar het verkeerde spoor. Het is totaal onduidelijk welke tegenvallers we kunnen verwachten." ChristenUnie-leider Slob zei dat hij klaar is met het "gejojo met rapporten".[1]
     D66-leider Pechtold vindt dat rond de bezuinigingen sprake is van "gejojo". Hij wees erop dat verschillende betrokkenen de afspraken over de bezuinigingen verschillend uitleggen. Ook hij komt later met een definitief oordeel. Volgens hem worden vooral veel maatregelen uitgesteld.[2]
  1.   Weblink bron “Felle kritiek oppositie op Mansveld” (Dinsdag 29 september 2015, 20:18), NOS
  2.   Weblink bron “Oppositie: geen eindoordeel” (Woensdag 17 april 2013, 10:29), NOS