gehang
- ge·hang
- Naamwoord van handeling van hangen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gehang | |
verkleinwoord |
het gehang o
- aanhoudend niets doen
- Lakic, die voor het eerst sinds maanden weer in de basis begon, zette Heracles al in de twaalfde minuut op een verdiende voorsprong. Na een foute terugspeelbal van Sieme Zijm, reageerde de Kroaat attent. Armen in de lucht, dit was weer eens wat anders dan dat gehang op de reservebank. [2]
- Mijn moeder werd gek van mijn gehang op zaterdag en heeft me naar de padvinderij gestuurd. [3]
- Veel Italianen misten de ironie, en herkenden de sterren niet, zo blijkt uit de reacties: 'Het moet afgelopen zijn met het gehang van migranten op bankjes in het centrum.' 'Belachelijk'. 'Migranten bivakkeren op de bankjes van Forte dei Marmi, met onze 35 euro! Schande!' [4]
- Het woord gehang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gehang" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 23-01-08 Goals als balsem voor gekwetste ziel
- ↑ Tubantia Paul de Leeuw 25-03-17 Een ander soort verkenner dan Schippers
- ↑ Tubantia Eveline Rethmeier 22-08-17 Luierende migranten? Nee, Amerikaanse sterren!
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be