• ge·groeid
vervoeging van: groeien…
verbogen vorm: gegroeide

gegroeid

  1. voltooid deelwoord van groeien
     En toen ik naar de eerste training in het Sportpalatset ging, nam Tage Lind- 185 strôm mijn tijd op voor de vijfentwintig en vijftig meter vrije slag, ik was op beide afstanden een stuk sneller geworden. Dat kwam natuurlijk niet alleen door de trainingen tussen onze steiger en die van de Von Rosens. Ik was simpelweg gegroeid en sterker geworden.[1]
stellend
onverbogen gegroeid
verbogen gegroeide
partitief gegroeids

gegroeid

  1. groter wordend
    • De gegroeid stad had geen mogelijkheden om verder de groeien. 
    • 'Het kind was groter gegroeid' is een duidelijk voorbeeld van een pleonasme. 
     Bij aankomst was het een wilde bedoening: te veel mensen, te veel drank en te veel drama’s. Ik speelde al een tijdje met de gedachte om alleen verder te lopen en voelde dat dat moment nabij was. The Rat Pack was de laatste weken namelijk erg gegroeid en er staken de nodige spanningen de kop op.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers