• ge·droomd
vervoeging van: dromen…
verbogen vorm: gedroomde

gedroomd

  1. voltooid deelwoord van dromen
     Hij was 45 jaar en had, net als ik, tijdelijk zijn vrouw en drie tieners achtergelaten om de PCT te lopen, waar hij al sinds zijn studententijd over had gedroomd.[1]
     Nooit had ik gedroomd dat het de massafranchise zou worden die het geweest is. Ja, het heeft ons op de kaart gezet, maar het heeft ons ook gebrandmerkt als vampieren voor het leven.”[2]
stellend
onverbogen gedroomd
verbogen gedroomde
partitief gedroomds

gedroomd

  1. van iets dat men er heel sterk naar verlangt
     Toen zij acht jaar oud was, keerde haar vader, de Amerikaanse alpinist John Harlin II, niet terug van zijn gedroomde beklimming van de Eiger-noordwand in 1966.[1]
     De bouw van het gedroomde Paviljoen van de Stichting Natuurhus Almelo mag doorgaan. De gemeente Almelo liet de stichting onlangs weten garant te willen staan voor een lening die nodig is om het bouwproject mogelijk te maken.[3]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Twilight-duo was eindelijk af van vampieren-imago, maar nu komt er een nieuw boek” (205-05-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Jeroen de Klein
    “Bouw Paviljoen Natuurhus in Almelo begint na zomervakantie” (05-05-2020), Tubantia