gedetailleerdheid

  • ge·de·tail·leerd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord gedetailleerdheid gedetailleerdheden
verkleinwoord

de gedetailleerdheidv

  1. het tot in de kleinste kleinigheden uitgewerkt zijn; met een rijkdom aan bijzonderheden
     De dispositie, die door Weirother voor de slag bij Austerlitz was opgesteld, was een voorbeeld van perfectie in zijn soort, maar toch werd het plan bekritiseerd, het werd bekritiseerd om zijn perfectie, om de te grote gedetailleerdheid.[2]
     De onderzoekers roemen de gedetailleerdheid van het beeld, waarop zelfs de tanden van de slang te zien zijn. Aan de steensoort kon men zien dat het werk moet zijn gemaakt op de Britse eilanden[3]
  2. een kleine bijzonderheid
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Romeins beeld ontdekt in Londen” (30-10-2013), NOS