Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·dach·te·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gedachteloosheid gedachteloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gedachteloosheidv

  1. het gedachteloos zijn
    • De gedachteloosheid van de verstrooide professor was slechts schijn. Hij dacht wel na maar niet over de dagelijkse problemen des levens. 
Synoniemen
  1. verstrooidheid

Gangbaarheid