Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bles·seer·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: blesseren…
verbogen vorm: geblesseerdee

geblesseerde

  1. verbogen vorm van geblesseerd, voltooid deelwoord van blesseren

Bijvoeglijk naamwoord

geblesseerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van geblesseerd

Gangbaarheid