geïnfecteerd
- ge·in·fec·teerd
- vervoeging van infecteren: de stam met omvoegsel ge- -d
vervoeging van: | infecteren… |
verbogen vorm: | geïnfecteerde |
geïnfecteerd
- voltooid deelwoord van infecteren
stellend | |
---|---|
onverbogen | geïnfecteerd |
verbogen | geïnfecteerde |
partitief | geïnfecteerds |
geïnfecteerd
- met microorganismen besmet
- De met ebola geïnfecteerde patiënt moest geïsoleerd verpleegd worden.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord geïnfecteerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.