• gauw·te
  • afleiding van gauw met het achtervoegsel -te
enkelvoud meervoud
naamwoord gauwte
verkleinwoord

de gauwtev

  1. haast, gezwindheid
  • in de gauwte
inderhaast
•  De verdachten werden in november 2011 gearresteerd. Toen ze voor de raadkamer verschenen, bleek dat een tapbeschikking van 27 juli niet ondertekend was. Goed wetende dat dat nefaste gevolgen kon hebben voor het onderzoek, werd het niet-getekende exemplaar snel verwisseld met een exemplaar dat nog in de gauwte werd afgedrukt en ondertekend. [1] 
•  Raar beeld tijdens de oefenwedstrijd tussen AC Milan en Manchester City van afgelopen nacht: een tweetal Milan-fans stormde het veld op voor een innige knuffel met idool Mario Balotelli. En daar bleef het niet bij, want in de gauwte kon het olijke duo ook nog een selfie met de Italiaanse bad boy maken. Die deed gewillig mee en poseerde braafjes voor de foto. [2] 
54 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]
  1. De Standaard 20/12/2012 door gjs Onderzoeksrechters blunderen, drugsbende gaat vrijuit
  2. De Standaard 28/07/2014 om 22:40 door Wim Conings Balotelli poseert voor selfie tijdens match
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be