gap
- gap
vervoeging van |
---|
gappen |
gap
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gappen
- Ik gap.
- gebiedende wijs van gappen
- Gap!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gappen
- Gap je?
- Het woord gap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gap" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gap | gaps |
gap