• gan·gen·stel·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord gangenstelsel gangenstelsels
verkleinwoord gangenstelseltje gangenstelseltjes

het gangenstelselo

  1. complex van meerdere met elkaar verbonden gangen en tunnels
     Volgens lokale geruchten zou een trein vol goud en juwelen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog in een ondergronds gangenstelsel in Silezië verdwenen zijn.[2]
     De twee moordenaars wisten vijf dagen geleden te ontsnappen door een gat in de muur van hun cel te hakken en via het gangenstelsel van de gevangenis in het riool te komen. Onderweg lieten ze een briefje voor de cipiers achter met de woorden 'Have a nice day'.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Polen: geheimzinnige nazitrein bestaat echt” (Vrijdag 28 augustus 2015, 16:45), NOS
  3.   Weblink bron “Klopjacht op gevangenen VS uitgebreid” (Donderdag 11 juni 2015, 02:27), NOS