• gød·nings·spre·der
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden gødning en spreder met het achtervoegsel -ning en met het invoegsel -s-
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gødningsspreder     gødningssprederen     gødningsspredere     gødningssprederne  
genitief   gødningsspreders     gødningssprederens     gødningssprederes     gødningsspredernes  

gødningsspreder, o

  1. (landbouw) kunstmeststrooier