• fruit·con·sump·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord fruitconsumptie fruitconsumpties
verkleinwoord

de fruitconsumptiev

  1. het eten van fruit
     Ook de fruitconsumptie ligt onder de aanbevolen hoeveelheid: minder dan een kwart van de Nederlanders eet genoeg fruit. De aanbeveling om twee keer per week vis te eten wordt ook door verreweg de meeste mensen niet gehaald.[1]
     Ook het Voedingscentrum ziet dat blauwe bessen en avocado's heel populair zijn, maar adviseert consumenten hun groente- en fruitconsumptie niet tot die twee soorten te beperken. "Ze bevatten antioxidanten en andere goede stoffen, maar ook andere soorten groente en fruit hebben die volop", zegt een woordvoerder.[2]
  2. een hoeveelheid fruit die door één persoon in één maaltijd wordt gebruikt


  1.   Weblink bron “RIVM: ongezond eten nog altijd troef” (Woensdag 5 oktober 2011, 14:05), NOS
  2.   Weblink bron “Blauwe bessen en avocado's erg in trek” (Maandag 3 april 2017, 18:20), NOS