fragmenteren
- frag·men·te·ren
- afgeleid van het Franse fragmenter (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fragmenteren |
fragmenteerde |
gefragmenteerd |
zwak -d | volledig |
fragmenteren [1]
- overgankelijk in kleine brokstukken uiteen doen vallen
- De botsing van de Afrikaanse en Euraziatische plaat fragementeerde dit gebergte in drie delen.
- ergatief in kleine brokstukken uiteenvallen
- De harde schijf is gefragmenteerd.
- ▸ Hoewel alles wat ik zag hier al eeuwen stond, maakte het een breekbare indruk op mij, als een mirage gebouwd op zee die bij de geringste rimpeling van het water gefragmenteerd zou raken tot onsamenhangende herinneringen op miljoenen foto's.[2]
1.
- Het woord fragmenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fragmenteren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be