forwarden
- for·war·den
- uit het Engels [1]
forwarden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
forwarden |
forwardde |
geforward |
zwak -d | volledig |
- (communicatie) doorsturen van een ontvangen bericht naar iemand anders
- ▸ Het is de belangrijkste afzetmarkt in de wereld. Maar tegelijkertijd leidt het ook tot de verspreiding van veel nepnieuws, dat zich vaak snel verspreidt door het forwarden van berichten.[2]
- Het woord forwarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ forwarden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “WhatsApp labelt doorgestuurde berichten in strijd tegen nepnieuws” (11-07-2018), NOS